Dit zijn twee minder bekende zomerboerderijen in de gemeente Älvdalen . Toen we op weg waren van Mångsbodarna naar Mora sloegen we tussen Tennänget en Evertsberg een weg in recht de bossen in. Via de Tvåråbergsvägen, een zandweg, kom je na een tijdje aan een tiental huizen. Sommige gerestaureerd andere nog in originele staat. Dit is Tvåråberg. Op deze voormalige zomerboerderij was niemand te zien.
Rättvik is een gezellig stadje vlak bij het Siljanmeer.
Het heeft de langste pier ter wereld. De Långbrygga of lange steiger werd in 1895 gebouwd opdat het stoomschip “Rättvik”, dat op het Siljanmeer voer, zou kunnen aanleggen. De pier is vanaf het strand naar de aanlegplaats 628 m lang. In 1992 ging de pier na een grote renovatie terug open.
Vroeger kwamen de parochianen, veelal boeren die ver van de kerk woonden, met hun paard naar de kerk. Tijdens de eredienst werd het paard dan gestald in een stal vlakbij de kerk. Er waren veel plaatsen in Zweden die aan de kerk zulke stallen hadden, maar enkel in Rättvik heeft men ze kunnen bewaren. Aan de kerk van Rättvik staan nu nog 87 stallen uit die tijd en ze vormen de grootste verzameling van kerkstallen in Zweden. De oudste stal dateert uit 1470. De meeste stallen werden in de jaren 1700 en 1800 gebouwd.
Niet alle dorpen rond het Siljanmeer kregen het recht om een kerk te bouwen.
Zo kwam het dat veel gelovigen uit die dorpen om hun zondagsplicht te vervullen het Siljan meer moesten oversteken om naar de kerk te kunnen gaan.
In de winter ging men over het ijs te voet naar de kerk, dikwijls een tocht van enkele uren. Als het meer niet bevroren was kon men met de boot gaan.
Ieder dorp had zijn boot of boten en die hadden allemaal een naam.
Vanuit Grövelsjön Fjällstationen kan je via een wandelpad naar de Sjöstuga wandelen maar je kan er ook met de auto geraken. Je verlaat het Fjällstation en neemt de eerste zijstraat aan de rechter kant. Tijdens deze rit van slechts enkele km zagen we honderden rendieren. Hele kuddes staken kriskras de straat over en namen daarvoor alle tijd. Tussen de volwassen dieren liepen vele jonge dieren. We hadden enkele jaren geleden al veel rendieren gezien in de buurt van Idre en op de Nipfjället, maar dat was niets in vergelijking met hier aan de Sjöstuga.
Deze fäbod ligt niet ver van Lima. Deze zomerboerderij bestond al in de 17e eeuw en werd toen gebruikt door zes boeren. De gebouwen zijn goed bewaard gebleven maar zijn niet te bezichtigen. Het is dankzij zomerboerderijen zoals Mosätra dat de mensen vroeger konden overleven in deze bosrijke streek met weinig landbouwgrond. De zomerboerderij werd bewoond door vrouwen en meisjes en hun leven was verre van gemakkelijk. ’s Morgens om 5 uur begon de werkdag met het melken van de koeien en de mest uit de stallen halen.
Deze zomerboerderij ligt op een berg in de buurt van Malung, 527 m boven de zeespiegel. Het is een heel eindje rijden langs een zandweg vooraleer je hier geraakt. De huizen zijn goed gerestaureerd, in zeer goede staat en gaven de indruk vakantiewoningen te zijn. Vanaf hier vertrekt een wandeling van 2,5 km naar de Lybergsgnupen, een berg met een hoogte van 657 m. Vanop deze berg die steile wanden van 200 m hoog heeft krijgt men een mooi panorama over de bossen van Malung en zelfs Mora.
De eerste maal dat we naar deze fäbod reden was hij gesloten, hij is enkel open van donderdag tot zaterdag. Het verkeersbord met de trol maakte ons wel nieuwsgierig, zodat we op een zaterdag terug keerden. Arvselens is een kleine maar gezellige fäbod waar we vriendelijk ontvangen werden. We kregen direct vers gezette koffie met een koekje. De eigenaar Täpp Lars is de zesde generatie van de familie die tijdens de zomer in deze fäbod verblijft.
In de buurt van Särna langs weg 70 ligt dit 33 ha groot openluchtmuseum dat zowel de bosbouw als defensie belicht. Het museum is open tot 17 u maar je moet voor 16 u binnen zijn. We kwamen hier net na 16 u toe en konden nog wel een koffie drinken en een wafel eten in de cafetaria, maar niet meer het museum bezoeken, omdat een bezoek minstens een uur duurt. Een vriendelijke dame gaf ons wel uitleg over het museum. De bosbouw vanaf de houthakkers tot de mechanisatie in de jaren 60 wordt belicht.
Dit openluchtmuseum in Våmhus is tijdens de zomer alle dagen open. Het wordt volledig door vrijwilligers uitgebaat. De inkom bedraagt 20 kronen en je wordt verondersteld die in een busje te steken. Je kan hier vrij tussen de gebouwen wandelen. Jammer genoeg was het nog voor midzomer en dus was er geen enkel huisje open. Het museum is prachtig gelegen aan een meer. Een oude hoeve met al zijn bijgebouwen is goed bewaard gebleven. Zoals we door de vensters konden zien hebben de meeste huisjes nog de originele inrichting.
Orsa Björnpark is het grootste berenpark van Europa en wordt ook Orsa Grönklit genoemd. Hier kan je niet alleen verschillende soorten beren in hun natuurlijke omgeving bekijken maar ook andere roofdieren zoals wolven, veelvraat, luipaarden, tijgers en lynx. Je loopt op asfaltwegen tussen de grote dierenverblijven. Op sommige plaatsen zijn er bruggen of uitkijkplaatsen vanwaar je de dieren van bovenaf kan observeren. Het is een groot park en de asfaltwegen gaan bergop en bergaf.
Dit openluchtmuseum langs weg 66 ging open in 1932 en werd sindsdien regelmatig uitgebreid met oude gebouwen, die men naar hier verplaatste. Het doel van dit museum is te tonen hoe een grote boerderij in deze streek in de jaren 1700 tot 1800 eruit zou gezien hebben. Er staan 25 gebouwen waaronder één uit het begin van de 17e eeuw en zelfs één uit 1600. Acht gebouwen staan in een vierkant rond een binnenhof. Het Parstuga of dubbel woonhuis staat centraal. Links ervan staat de Lisstuggo, een zomerhuisje uit 1800.
Langs weg 66 tussen Malung en Malungsfors is er een interessante winkel, die in bijna alle toeristische folders vermeld wordt. Het betreft een winkel van delicatessen van wild. De worsten van Vild Hasse zijn over nagenoeg heel Zweden bekend. De worsten zijn verpakt in houten kistjes, juten zakjes of in speciale verpakkingen. Wij werden hier vriendelijk ontvangen door de eigenaar, een tachtiger die niet goed meer te been is maar des te beter kon vertellen.
Op een prachtige locatie in het dorpje Västansjö met uitzicht op de vallei van de Västerdalälven staat een oude hoeve uit de 18e eeuw. Het werd gebouwd door Västa Lars Olsson, geboren in 1754. Die werd door opeenvolgende generaties van dezelfde familie bewoond tot in 1952. Toen werd de hoeve door een heemkundige vereniging overgenomen.
Deze zorgde voor een restauratie van de hoeve en liet nog enkele andere gebouwen uit de streek naar hier overbrengen.
Deze stenen kerk uit 1856 ligt aan weg 66 in het centrum van Lima. Deze witte kerk met een kerkhof ernaast ligt op een heuvel. Ze werd in 2005 volledig heringericht zodat ze naast kerkdiensten ook voor de koffie bij doopsels of begrafenissen kon dienen. Nadat je binnenkomt loop je dan ook eerst tussen de tafels met stoelen vooraleer je in de eigenlijke kerk komt. Wat opvalt in de kerk is de overheersende blauwe kleur. Het plafond is beschilderd, maar de rest is eerder sober.
Deze molen wilden we absoluut zien maar het heeft veel moeite gekost. Dit is een bijzonder unieke molen omdat hij nog één van de weinig overblijvende molens in Zweden is waar men botten maalde. Hij behoort tot het cultureel erfgoed van Lima. We konden nergens te weten komen waar hij stond. In het bureau voor toerisme in Sälen deed men veel moeite voor ons. Ze hadden er al van gehoord maar wisten er verder niets over te vertellen.
In de gemeente Lima, in Limedsforsen, vind je een prachtige parkeerplaats met picknickmogelijkheid, vlak naast de Västerdalälven. Je hebt er een mooi uitzicht op de rivier. Op de parking staat een standbeeld van Sixten Jernberg. Hier staat ook een museum gewijd aan het leven van deze sportman. Het museumgebouw was vroeger een station en Sixten groeide niet ver van dit station op. Als jongeling vertoefde hij graag tussen de wagons en locomotieven en hier verkreeg hij de interesse in techniek. Sixten Jernberg was een bekende langlaufer en specialist van de lange afstanden.
Dit openluchtmuseum ligt niet ver van de kerk van Rörbäcksnäs. Je kunt de auto best hier parkeren en te voet naar het museum gaan. Je komt dan eerst aan de picknickplaats gemaakt van molenstenen. Deze molenstenen zijn van de nabijgelegen skvaltkvarn. Dit type watermolen werd in Zweden veel gebruikt voor het malen van granen voor huishoudelijk gebruik tot begin 19e eeuw. De molensteen lag in dit type molen horizontaal. Bij de molen staat de Lias Smedjan en de schuur Örsjö-Per-Ladan.
Dit is de startplaats van de beroemde Vasaloppet langlaufrace. Elk jaar zien we op televisie de start van deze race waar duizenden skiërs vertrekken vanop een grote sneeuwvlakte. Deze startplaats, die vlak naast weg 66 in Sälen ligt, oogt ook in de zomer heel indrukwekkend. De grote vlakte is ingedeeld in zones, de beste skiërs nemen plaats in de eerste zone en zijn dus het eerste weg. De laatste skiërs staan honderden meters achter de start en vertrekken dus al met een achterstand.
Deze beroemde langlaufrace wordt traditioneel elk jaar op de eerste zondag van maart gehouden. De wedstrijd start in Sälen en eindigt na 90 km in Mora. Het is de langste wedstrijd in zijn soort ter wereld. Ze vond de eerste maal plaats in 1922 ter herinnering aan koning Gustav Vasa, koning van Zweden in de 16e eeuw. Omdat hij vreesde voor zijn leven onder het bewind van de Deense koning nam hij de vlucht richting Noorwegen. In Mora vroeg hij hulp om tegen de Deense koning te strijden.
Dit openluchtmuseum ligt ten westen van Sälen aan de Västerdalälven. Het bestaat uit een hoeve, omgeven door velden en weiden. Deze hoeve die bewoond werd door 13 generaties van dezelfde familie tot aan de Tweede Wereldoorlog dateert uit de jaren 1500. Veel rest er niet meer uit die tijd. De meeste gebouwen die hier staan dateren uit de 19e eeuw. De hoeve wordt ook genoemd in het verhaal van de vlucht van koning Gustav Vasa naar Noorwegen. De koning zou hier overnacht hebben toen hij op de vlucht was voor Deense soldaten.
Deze bergkerk die in 1985 ingewijd werd ligt in Tandådalen, een skigebied van Sälen. Ze staat aan de Fjällvägen , een weg die van Sälen richting Noorse grens loopt. Ze is volledig in hout gemaakt. De kerk is niet zo groot maar biedt plaats aan 150 personen en is modern van interieur. De toren heeft de vorm van een pyramide. Deze Fjällkyrka is niet alleen een kerk maar ook een café. Het café is alle dagen open van 10:00 u tot 16:00 u en naast koffie zijn er ook versgebakken koeken te verkrijgen. Er is een speelhoek voor kinderen.
Deze kerk die in 1969 werd ingewijd ligt eveneens aan de Fjällvägen op zo’n 10 km van Sälen. Ze werd gebouwd vlakbij het oudste skigebied van Sälen. Ze ligt 710 m boven de zeespiegel en is daarmee de hoogste kerk van Zweden. Deze kerk is niet zo groot maar er kunnen 150 mensen plaatsnemen. Het slot van de kerkdeur zat oorspronkelijk op de deur van een kapel uit de 16e eeuw in Transtrand. Het altaar is een zandsteen van 1000 kg. Zowel de preekstoel als de doopvont zijn gemaakt van een boomstronk.
Op 3 km van Särna ligt, in de bossen verscholen op de rivier Fjätälven, een prachtige waterval met verschillende niveau’s. Naast de waterval zorgt een zalmtrap ervoor dat deze vis de waterval kan overwinnen, bij zijn terugkeer naar zijn geboorteplaats om daar kuit te schieten. We hebben er naar moeten zoeken, maar deze brede waterval is zeker de moeite waard. Het water krijgt door de vele hoogteverschillen een grote versnelling. Een parking is er niet, je parkeert tussen de bomen.
De Lilla Fjätfallet of Övre Fjätfallet, ligt in de buurt van Fjätervålen bij Idre en deze is al even mooi als de Stora Fjätfallet. Vanop de weg 311 volg je de pijlen Fjätfallet . Speciaal aan deze waterval is dat er in 2016 een mooie houten hangbrug is aangelegd over de waterval. Vanop deze brug heb je een mooi uitzicht over de verschillende trappen van de waterval. Niet ver van deze waterval is er wel een parking en ook een picknickplaats.
Deze brede waterval met een klein hoogteverschil ligt in een bocht aan de weg tussen Grövelsjön en Storsätern. Een parking met picknickplaats ligt erbij. Bij mooi weer kan je hier zwemmen.
Dit dorp ligt 35 km ten noorden van Sälen aan de voet van de Fulufjället. Naast weg 311 zagen we een pleintje met een merkwaardig houten beeld van een beer en een kleine jongen: Mors lilla Olle. Dit beeld refereert naar een Zweeds kinderliedje dat gebaseerd is op een echt gebeurd verhaal uit 1850. In het lied voedert een kleuter van 4 jaar oud, genaamd Olle, een berin bessen denkende dat het een hond is. Wanneer zijn moeder dit ziet schreeuwt ze het uit en verjaagt zo de berin.
Naast weg 311 staat aan een viaduct, die naar de Noorse grens leidt, het Monument van de Zweedse Grensbewakers. Dit monument dat in 2001 werd opgericht herdenkt de soldaten die tijdens Wereldoorlog II de grens bewaakten. Aan deze weg 311 tussen Särna en Sälen hebben we geen goede herinneringen. Tijdens ons verblijf in Dalarna werd het wegdek vernieuwd: men legt een laag teer en daarop een laag steentjes. Deze steentjes worden door een wals in de teer gereden.
Deze molensteengroeve is mooi gelegen in een bos. Vanaf Malungs Hembygdsgård, langs rijksweg 71, staat een bord dat de weg aangeeft. Het is één van de oudste en grootste molensteengroeven van Europa. Al sinds de Vikingtijd was de groeve in gebruik. Voor de pap en brood etende Zweden waren molenstenen van vitaal belang. De oudste vondst uit deze groeve dateert van 800 Na Chr. Dat was toen de Vikingen op handelsreizen gingen naar het Oosten. In 1880 werd de laatste steen uitgehouwen
De Hallsjökvarn is een zogenaamde ”skvaltkvarn”, een speciale variant van de watermolen, die in de streek van Malung heel gebruikelijk was. Deze molens werden gevoed door een beek of rivier en stonden niet vlak naast een meer. De ouderdom van de Hallsjökvarn is onzeker. Op één van de deuren staat het jaartal 1798, de molen is dus waarschijnlijk van het einde van de 18e eeuw. Dit type van molens gebruikt geen verticaal maar een horizontaal bladwiel.
Een plaats aan het Siljan meer, die voor ons vooral bekend is voor zijn rond knäckebröd, Leksands Knäcke. Hier verlaat de Österdalälvenrivier het Siljan meer. Vlakbij de kerk, die op de oever van de Österdalälven ligt, kan je het oudste openluchtmuseum van Dalarna bezoeken. Het werd opgericht in 1899. Hier staan boerderijen en bijgebouwen uit verschillende eeuwen en deze vertonen de verschillende timmerwerktechnieken die gebruikt werden in die perioden.
Niet ver van Rättvik ligt een voormalige ijzergieterij aan de rivier Ore. De ijzerfabriek telde verschillende gebouwen. De molen werd gebouwd in 1709, later kwamen er stallen en een smederij bij. In de eerste fabriek werden kanonnen gemaakt , het ijzer hiervoor kwam uit de mijnen van Leksand en Falun. Nadat de productie van kanonnen werd opgegeven begon een periode waarin de eerste ploegen werden gesmeed. In de 19e eeuw werd een werkplaats gebouwd waar men de bekende Furudals ankerketting maakte.
Al in de 15e eeuw stond hier een kapel, maar daar is niets van over gebleven. Eeuwen lang bracht men veranderingen aan. Na een blikseminslag werd de kerk heropgebouwd op het einde van de 16e eeuw. In het begin van de 20e eeuw werd de kerk grondig gerenoveerd. Het altaar en de preekstoel werden overgebracht naar de kapel van Åsens.
Deze kapel werd in de 18e eeuw gebouwd, maar heeft nog onderdelen uit vroegere tijden. Het interieur heeft overwegend een lichtblauwe kleur. De preekstoel staat vooraan naast het altaar. Opvallend zijn de grote ramen die veel licht doorlaten. In 2004 werd deze kapel grondig gerenoveerd. Naast de kapel staat de klokkentoren. De kapel ligt vlak naast het parcours van de jaarlijkse skitocht Vasaloppet en dient als richtpunt voor de vele skiërs.
Åsen is een klein plaatsje in de gemeente Älvdalen. Hier spreekt men de lokale taal älvdalska. Het dorp is vooral bekend om de heksenprocessen die hier in de 17e eeuw plaatsvonden. Een van de bekendste slachtoffers van deze processen is Maret Jonsdottir, een meisje van acht jaar dat hier in Åsen leefde. Ze werd onthoofd en daarna op de brandstapel verbrand door een getuigenis van een meisje van elf jaar. Na dit proces begon er een echte heksenjacht in zweden, zie ook het artikel over Mora. Wij stopten aan de Åsen kapell, die aan rijksweg 70 staat. Met de bouw van deze kapel werd in 1729 begonnen. Het is een mooie houten kapel die echter niet open was. Vlak ernaast is er een klein kerkhof.
In het dorp Rot ligt Rots Skans, een fort dat in de 17e eeuw gebouwd werd als verdediging tegen de Noren en Denen. Nu is er een heemkundig museum ingericht in dat oud fort. Er staan 20 oude gebouwen opgesteld tussen en tegen de verdedigingswallen, van het fort zelf bleef niets over. De gebouwen dateren uit de late middeleeuwen tot begin 20e eeuw. In de huizen staan er duizenden objecten uit die tijd opgesteld.
Deze picknickplaats op weg 70 tussen Mora en Älvdalen ligt op 20 km van Mora en heeft heel wat te bieden. Naast een café en een toilet zijn er banken en tafels. Voor de kleinsten is er een speeltuin. In het café is er informatie te vinden over de streek. Deze rustplaats werd in 2008 verkozen tot beste rustplaats van Dalarna in 2008. Je hebt hier een mooi uitzicht op het meer Spjutmosjö.
Dit is een kleine maar sympathieke zomerboerderij op 8 km van het dorpje Vikarbyn. De afslag op weg 70 tussen Rättvik en Vikarbyn staat duidelijk aangegeven. De zandweg naar deze fäbod is goed berijdbaar. Karl-Tövåsens Fäbod bestond al in de 17e eeuw en had toen zes eigenaars. Vroeger waren hier tientallen zomerboerderijen, maar de Karl-Tövåsens Fäbod is de enige die nu nog gebruikt wordt. Ze wordt sinds 1663 onafgebroken elke zomer gebruikt door de familie Gumuns die de traditie in ere wil houden.
Het was erg regenachtig toen we die morgen vertrokken voor een tocht van 85 km naar Falun. De ganse trip hadden we regen en deze werd nog erger naarmate we dichter bij Falun kwamen. Falun is vooral bekend voor zijn immense put midden in de stad, deze staat op de Werelderfgoedlijst van Unesco. Al in de negende eeuw werd hier koper gedolven in de mijnen van de Kopparberget. In de 17e eeuw was deze mijn de grootste industrie in Zweden. Er werden zo’n 80 km gangen gegraven in de mijn om het koper boven te halen.
Dit is het huis waar de kunstenaars Carl en Karin Larsson woonden. Het huis staat in Sundborn, niet ver van Falun, vlakbij een meer. Carl Larsson werd geboren in Gamla Stan in Stockholm en kende geen gemakkelijke jeugd. Na de kunstenaarsopleiding in Stockholm ging hij als fotograaf werken en illustreerde boeken. Zijn eerste vrouw stierf bij de geboorte van zijn tweede kind. Enkele jaren later stierven zijn beide kinderen op jonge leeftijd. Hij vertrekt dan naar Parijs, waar hij vooral aquarellen maakt.
Styggforsen is een natuurreservaat op 20 km van Rättvik. Vanaf de parking loopt een wandelpad van 750 m rond het reservaat. Vermits de wandeling zowel boven als onderaan de Styggforsenwaterval met een hoogteverschil van 36 m loopt, is ze niet gemakkelijk. De paden tussen de hoge bomen en de lange steile trappen maken dat deze wandeling niet voor iedereen geschikt is. De waterval is wel de moeite. Het water stort langs een steile klif tussen hoge sparren naar beneden. Onderaan de waterval is er een grot ontstaan, de Trollhålet.
Skattungbyn is een klein dorpje met 350 inwoners in de omgeving van Orsa dat volledig van de landbouw leeft. Wij kwamen naar hier omdat het dorp door zijn ligging een prachtig uitzicht over de uitgestrekte bossen heeft. Omwille van zijn natuurlijke schoonheid heeft Ingmar Bergman hier meerdere scenes voor verschillende films opgenomen, o.a. voor de film Jungfrukällan. Ook de erotische film Fäbodjäntan werd hier opgenomen.
360 miljoen jaar geleden sloeg hier een grote meteoriet in. Rotsen, stenen en aarde werden verplaatst en vormden een ringvormige vallei, de Siljan Ring. Het was algemeen bekend dat in een dergelijk gebied aardolie kon gevonden worden. Men vond hier dan ook kleine hoeveelheden petroleum in de 18e eeuw. In het midden van de 19e eeuw ontstond de hoop om grote hoeveelheden te vinden. Drie maatschappijen begonnen hier met technieken die men gebruikte in Noord Amerika naar petroleum te boren. Grote hoeveelheden werden nooit gevonden.
Het eiland Sollerön, eiland van de zon, ligt in het Siljan meer en is aan de noordelijke kant met een brug verbonden met Mora en aan de westkant met een brug naar Gesunda. Het eiland is slechts twintig km2 groot en leeft voornamelijk van het toerisme. Karakteristiek voor het eiland zijn de ontelbare appel- en kersenbomen. Sollerön is al duizenden jaren bewoond. Er was hier al een nederzetting in het Stenen tijdperk. Uit de Vikingtijd zijn er verschillende graven. Deze graven zien er uit als steenhopen en ze liggen verspreid in de weiden, vooral rond het heemkundig museum.
We hebben er even naar moeten zoeken, maar vonden het dan toch. Sollerö Hembygdsgård is het heemkundig museum van Sollerön. Er staan hier huizen uit de 17e, 18e en 19e eeuw. Alle huizen zijn van een andere plaats op Sollerön afkomstig en werden op deze plaats terug opgebouwd. Eén gebouw werd op het nippertje gered toen de eigenaars het naar Amerika wilden verschepen. Dit museum verkreeg zijn eerste gebouw in 1932 en er zijn regelmatig gebouwen bijgekomen.
Lerön is een klein eilandje dat halverwege de brug tussen Sollerön en Gesunda ligt. Hier staan boothuizen waar zowel nieuwe als oude kerkboten van Sollerön staan opgesteld. Wij zagen die toevallig staan toen we na onze picknick aan de kleine jachthaven nog een kleine wandeling maakten.
We kozen een mooie zomerse dag uit om naar dit nationaal park te rijden, een afstand van ongeveer 150 km van ons vakantiehuisje nabij Mora. Op de lange eenzame rijksweg 70 tussen Älvdalen en Särna zagen we al van ver een eland midden op de baan staan, we dachten eerst dat het een standbeeld was. Nadat we voorbij Särna de afslag richting Mörkret hadden genomen zagen we onze tweede eland. Later die dag zagen we er nog twee.
In augustus 1997 was er een enorme storm boven het Fulufjället reservaat. Er viel tot 400 mm water op een dag. Door deze enorme watermassa zwol de Göljånrivier zo erg dat ze buiten haar oevers trad en als een ware vloedgolf door het reservaat trok. Het debiet van de rivier was 500 maal groter dan normaal. De gevolgen waren desastreus, alles wat in de loop van die watermassa lag werd meegesleurd.
Een 514 m hoge berg naast het gelijknamige dorp. In de winter wordt op deze berg aan alpineskiën gedaan. Onderaan de helling staat een groot hotel met een grote parking. Er zijn verschillende skiliften naar de top, maar deze waren natuurlijk buiten gebruik toen wij hier in de zomer waren. De wandeling naar de top is niet gemakkelijk, het gaat redelijk steil. Vanaf de parking naar de top moet je een hoogteverschil van 200m overwinnen. Op de top zit je 353 m boven het waterpeil van het Siljan meer.
Net buiten Mora ligt op de Gesundaberg een pretpark voor kinderen, gewijd aan de Kerstman en de trollen. Dit park is slechts open van midzomer tot half augustus. Entree is via het huis van de echte Kerstman. Wij passeerden hier voor midzomer en zijn huis was dan ook niet open. Het pretpark heeft een oppervlakte van enkele ha, de rendieren van de Kerstman verblijven hier en leren hier vliegen.
Mora is een tamelijk grote maar gezellige stad, die niet alleen aan het Orsameer en het Siljanmeer ligt, maar ook aan de Österdalälvenrivier. Ze wordt dan ook door veel toeristen bezocht. Ze ligt op het kruispunt van de E45 en rijksweg 70. Er is een 4 km lange verbinding tussen het Orsameer en het Siljanmeer. Mora is voor ons vooral bekend door de jaarlijkse Vasaloppet skimarathon die elk jaar in maart gelopen wordt. In het begin van de 16e eeuw was de jonge aristocraat Gustav Vasa op de vlucht voor de koning van Denemarken.