Tussen Cap Fréhel en Cancale ligt Saint-Jacut-de-la-Mer, op een schiereiland dat ver in zee uitsteekt. In het verlengde van dit schiereiland breidt de Ebihens zich uit. Dit is een gebied bestaande uit verschillende rotseilanden in de zee. Elke rots heeft zijn eigen naam. Het hoofdeiland heeft zijn naam gegeven aan de archipel. De naam is afkomstig van het Bretonse “Enez Bihen”, wat “klein eiland” betekent.
Het was een regenachtige dag toen we deze stad bezochten en het eerste dat we bezochten was Les Halles. We parkeerden aan het office du tourisme dat vlak bij Plage de l’Ecluse ligt.
Les Halles zijn elke voormiddag open en enkele dagen per week staan er nog enkele honderden verkopers rond Les Halles op het plein. Vermits het zo’n slecht weer was stonden er buiten maar enkele verkoopstanden. Binnen verkochten de winkels vlees, vis, drank, kaas en veel streekproducten.
We reden dan naar de Pointe de la Malouine.
Saint-Malo, of de piratenstad, ligt als een vesting aan het water. Zijn steile muren die boven de stranden oprijzen zijn al van ver te zien. Het deel van de stad dat binnen die muren ligt wordt Intra-Muros genoemd. Oorspronkelijk lag de eerste nederzetting van de stad op het schiereiland Aleth ( het huidige Saint-Servan ), maar door de regelmatige aanvallen van de Noormannen vluchtten de meeste inwoners al in de 9e eeuw naar het rotseiland waar nu Saint-Malo ligt. In de 13e eeuw waren er al zoveel inwoners dat velen terug moesten uitwijken naar Aleth, dat zich op die manier snel ontwikkelde tot een rivaal voor Saint-Malo.
De eerste maal dat we dit jaar Dinan bezochten was op onze eerste avond in Bretagne. We reden Dinan binnen langs de D795 over de grote viaduct. We sloegen rechts de Rue Waldeck Rousseau in en parkeerden in de eerste straat rechts, de Rue Victor Basch. Wij gingen te voet richting Place Saint-Sauveur. Hier staat het merkwaardige La Maison Pavie, een vakwerkhuis uit de 15e eeuw op stenen pijlers dat nu een Bed and Breakfast huisvest. Tegenover dit huis staat de basiliek Saint-Sauveur. Deze basiliek dateert uit de 12e eeuw, maar door verbouwingen in de 15e en 16e eeuw heeft het nu zowel romaanse als gotische kenmerken. Je gaat binnen langs een romaans portaal met gebeeldhouwde kapitelen en betreedt dan een donker interieur.
Vanop deze rotspunt heb je zicht op de baai van Saint-Malo aan de ene kant tot Cap Fréhel aan de andere kant. Ook enkele villa’s uit de 19e eeuw uit Dinard zijn goed te zien. Parkeren is mogelijk aan het Restaurant du Décollé, een voormalig theesalon, waar de eigenlijke wandeling naar de Pointe begint. Het stormde erg de dag dat wij hier waren, zodat de wind de wandeling zeker niet gemakkelijker maakte. Het zorgde er wel voor dat we schitterende plaatjes konden maken van de golven die op en over de rotsen sloegen. Op het uiteinde staat een kruis dat opgericht werd ter nagedachtenis van alle inwoners uit Saint-Lunaire die op zee zijn omgekomen.
Évran is een klein Bretoens dorpje met amper 1700 inwoners, dat behoort tot het arrondissement Dinan. Ons vakantiehuisje stond in dit dorp, vandaar dat we het de eerste avond verkend hebben. Door het centrum van het dorp loopt het Canal d’Ille-et-Rance. Met de bouw van dit kanaal werd begonnen onder Napoleon Bonaparte en het werd in gebruik genomen in 1832. Dit kanaal is een scheepvaartverbinding tussen Rennes en Saint-Malo en volgt de bedding van de nu praktisch volledig gekanaliseerde rivier Ille. Je kunt ook zeggen dat het een verbinding tussen de Atlantische Oceaan (Rennes via de rivier La Vilaine) en het Kanaal (Saint-Malo) vormt. Omdat de Engelsen regelmatig de Franse havens blokkeerden was het nodig om deze waterweg te bouwen om zo die steden via het binnenland te kunnen bevoorraden. Het kanaal is 85 km lang en telt 48 sluizen. Drie sluizen liggen in Évran. Iets voorbij Évran gaat het kanaal over in de Rance en eindigt in Saint-Samson-sur-Rance in het meer van Lyvet, hier ligt de laatste sluis: nr 48, Le Chatelier.
De badplaats Saint-Cast-le-Guildo ligt niet ver van Cap Fréhel en Fort La Latte. We reden voorbij de uitzichtpunten Pointe du Châtelet en Pointe de la Corbière en maakten onze eerste stop op de Rue du Sémaphore aan de Pointe de l’Isle. We parkeerden aan de Sémaphore en wandelden naar het uitzichtpunt. Vanaf hier heb je een uitzicht op het grote strand (La Grande Plage) van Saint-Cast dat hier begint. Op de Pointe de l’Isle staat een bronzen kanon op een houten kar met wielen. Oorspronkelijk stond dit kanon aan de Pointe de la Corbière waar het in de 18e eeuw nog gebruikt werd tegen de Engelse vloot. Het kon een kanonkogel tot 2000 m ver schieten. Enkele jaren geleden werd het door een inwoner van Saint-Cast gevonden aan de voet van een klif waar het waarschijnlijk al 200 jaar lag.
Cancale is een stad die uit twee dorpen bestaat, een benedendorp met de haven waar de vissers woonden en een dorp hogerop gelegen waar de reders en kapiteins hun woning hadden. Het is een stad met een groot strand. Het is vooral bekend voor de oesterkweek. Er worden hier 100 miljoen oesters per jaar uit de baai gehaald. Wij parkeerden in de Rue des Parcs waar je een goed uitzicht hebt op de grote oesterbanken. Waar de lange golfbreker begint zijn er enkele stalletjes waar je oesters kan proeven en kopen. De oesters van Cancale hebben een bijzondere smaak en hebben een uitstekende reputatie. De oesters worden voor je geopend en met een stukje citroen op een schoteltje gelegd.
Ten noorden van het centrum van Cancale ligt dit mooi uitzichtpunt. Er is een kleine parking net voorbij het restaurant. Deze landtong aan de Côte d’Emeraude ligt precies op het einde van de wereld. Bij mooi weer heb je een schitterend panorama van Cap Fréhel tot Granville. Rechts van de Pointe ligt het Île des Landes, een eiland dat bewoond wordt door aalscholvers en meeuwen. Er zijn verschillende wandelpaden en niettegenstaande de rotsachtige bodem zijn ze alle goed begaanbaar.
Saint-Briac-sur-Mer ligt aan de Côte d’Emeraude en heeft een tiental stranden. Het dorp werd gesticht in de 6e eeuw door Saint-Briac en enkele Bretoenen die weggejaagd waren uit England. Dit dorp van zeelieden is gelegen aan een baai die gevormd wordt de monding van de rivier Le Frémur en de zee. Deze baai is zo mooi dat men Saint-Briac-sur-Mer de parel van de Côte d’Emeraude noemt. We reden het dorp binnen via de D603 en namen dan de Balcon d’Emeraude, een straat evenwijdig aan het strand. Er zijn hier verschillende picknickplaatsen en banken met uitzicht op de baai. Op het einde van deze straat ligt in een kleine zijstraat het charmante bureau voor toerisme.
Voorbij het golfterrein van Saint-Briac ligt aan de kust het natuurgebied Pointe de la Guérin. Er is een grote parking en een informatiepaneel met informatie over het terrein. Op deze vooruitspringende rotsformatie zijn er wandelpaden aangelegd. De wandelpaden hebben een kleurcode: blauw voor gemakkelijk, oranje voor gemiddeld en rood voor moeilijk. De wandeling naar de top heeft de kleurcode rood maar het uitzicht is de moeite. Tijdens de tweede wereldoorlog werden in deze rots, als onderdeel van de Atlanticwall, gangen gegraven die de bunkers en schietposten met elkaar moesten verbinden.
Dit beschermd natuurgebied aan de Côte d’Emeraude is bekend om zijn steile rotswanden van roze zandsteen. Om hier te geraken moesten we op de weg naar de parking twee euro parkeergeld betalen. De parking is vlakbij de hoogste vuurtoren gelegen. Deze werd gebouwd in de vorige eeuw. Het vuurtorengebouw was gesloten zodat we niet naar boven konden maar dit vonden we niet erg, het panorama is zo al indrukwekkend genoeg. Vanaf hier kan je te voet verder naar het uiterste puntje van de landtong waar ook een vuurtoren staat. Deze werd gebouwd in de 17e eeuw door Vauban. Het is een natuurgebied dus moet je de wandelpaden volgen.
Fort La Latte is één van de mooiste Bretoense kastelen. Je kunt Fort La Latte te voet bereiken vanaf Cap Fréhel, een wandeling van anderhalf uur langs de kust, maar wij reden met de auto hier naartoe. Vanaf de parking is het dan nog 800 m stappen naar het fort. Je komt dan voorbij een kleine menhir indicateur, le doigt de Gargantua. Gargantua is een reus uit een roman van François Rabelais. De menhir toont de weg naar het fort. Fort La Latte is een mooi kasteel uit de 14e eeuw, dat op een unieke plaats gelegen is. Het uit roze zandsteen opgetrokken kasteel wordt langs drie zijden door de smaragdgroene zee omringd en ligt op een strategische plaats om de baai te bewaken.
Drie kilometer verwijderd van de vroegere bisschoppelijke stad Dol-de-Bretagne ligt een klein dorpje aan de voet van een bergje. Boven die berg is er een granieten rots waarvan het hoogste punt op 65 m hoogte ligt. Je bereikt Mont-Dol via de D155, de afslag naar het dorp kan je niet missen want de berg troont boven de omgeving uit. Aan de kerk namen we links een steile straat naar boven, Le Croisé Join. De straat is zo steil dat we in eerste versnelling naar boven moesten rijden. Op de top is er een kleine parking. Er staat hier een windmolen uit de 19e eeuw, een kapel en een toren.
We hebben er een tijdje naar moeten zoeken, maar uiteindelijk vonden we in Quelmer, de Rue de la Passagère dan toch. Quelmer is het laatste dorpje vóór de stuwdam van de Rance, tegenover Jouvente dat aan de andere zijde van de Rance ligt. La Passagère is een gehucht met een strand aan de Rance. Zwemmen is hier niet toegestaan vanwege de sterke stroming van het water, je bent hier immers dicht bij de stuwdam. Vroeger voer hier een veerboot naar Jouvente. Het waren niet alleen gewone mensen die hier de oversteek namen. Ook smokkelaars, deserteurs en illegalen gebruikten deze overzet.
Een plaats aan het Kanaal op 4 km van Saint-Malo. Deze plaats heette oorspronkelijk Aleth. Wij parkeerden onze auto op de kaap La Cité, op de Quai Sébastopol vlak bij de Tour Solidor. Van hier heb je een mooi uitzicht op het strand voor Les Corbières en op Dinard. Om het verkeer op de Rance te controleren werd in de 14e eeuw een toren gebouwd op de fundamenten van een oude Vikingtoren: La Tour Solidor. Deze toren bestaat eigenlijk uit drie torens die aan elkaar grenzen. In de toren is er een museum van scheepsminiaturen ondergebracht.De toegang is betalend. De tuin heeft wel vrije toegang.
Tussen Dinard en Saint-Malo werd in de jaren 60 van de vorige eeuw een stuwdam op de Rance gebouwd. De brug op de stuwdam vergemakkelijkt het verkeer tussen de twee steden. Door de stuwdam kan men het getijdenverschil tussen eb en vloed beter beheren. Dankzij de dam is de Rance altijd bevaarbaar voor plezierboten. In de stuwdam is ook een sluis ingewerkt zodat schepen langs beide kanten kunnen varen. De getijdencentrale in de stuwdam is de grootste ter wereld en levert genoeg stroom om een stad van 300.000 inwoners een jaar lang van stroom te voorzien.
Lees meer: Stuwdam en getijdencentrale van de Rance (Barrage de la Rance)
Een mooi en typisch Bretoens dorpje op 10 km van Saint-Malo met een prachtig uitzicht over de Rance. Het dorp werd in de 6e eeuw door een monnik gesticht. Suliac was een leerling van Saint Samson en hij wilde hier een abdij oprichten. Parkeren is mogelijk op een grote parking aan de rivier. Vanop de esplanade met zijn pier heb je een panorama over de rivier met zijn vele bootjes. Bij vloed is het een grote watervlakte en bij eb een grote zandvlakte. Het is gezellig wandelen in de nauwe straatjes en steegjes (ruettes,) met huizen gebouwd uit granietsteen. Veel huizen dateren nog uit de 14e en 15e eeuw en werden gebouwd met stenen afkomstig van het voormalige klooster.
Vlak vóór het dorp Saint-Suliac kom je voorbij de getijdenmolen van Beauchet. Deze oude getijdenmolen uit de 19e eeuw bleef als laatste in werking van alle getijdenmolens in de vallei van de Rance. De molen ligt aan de monding van de Goutte rivier in de Rance. Het is een granieten rechthoekig gebouw met twee verdiepingen. Eerst stond hier een houten molen met twee schepraderen uit de 16e eeuw maar na een brand werd hij eind jaren 1800 vervangen door de huidige. In maart 1962 werd de wateraandrijving, de bouw van de dam was immers begonnen, vervangen door een elektrische. In 1980 werd de molen definitief stilgelegd. Naast de molen werd een dam gebouwd die bij hoogwater een meer van 10 ha deed ontstaan. De molen ligt in privégebied en is niet te bezichtigen, maar je kunt hem vanop de weg goed zien liggen.
Een klein rustig dorpje met een kleine haven die van de 16e tot de 20e eeuw voor de welvaart zorgde. Van hieruit voeren zeilboten met een platte bodem, geladen met appels en graan, maar ook met stapels hout voor de ovens van de bakkers, naar Saint-Malo. De goederen werden geladen en gelost vlak naast de getijdenmolen. Hiervoor werden geplaveide kreken aangelegd zodat de schepen beter en sneller konden geladen en gelost werden. Er stond al in de 15e eeuw een getijdenmolen maar diegene die er nu nog staat werd in de 19e eeuw gebouwd. Hij bleef in werking tot 1950. Bij hoogwater stroomde het water in een reservoir dat afgesloten was met een stenen muur.
Dit is een getijdenmolen aan een trechtervormige zijarm van de Rance. Hij werd gebouwd in de 15e eeuw en was in werking tot de jaren 20 van de vorige eeuw. Op het einde van de 20e eeuw was hij vervallen tot een ruïne, maar hij is nu volledig gerestaureerd. De parking is vlakbij de D29 gelegen, van daar is het nog 900 m te voet naar de molen. Het water van de Rance werd bij vloed via een speciaal deurmechanisme naar een achterliggende vijver geleid. Bij eb sloot deze deur zich automatisch zonder menselijke tussenkomst zodat er water achterbleef in de vijver. Omdat het water dan langs het waterrad terug naar de Rance liep kon de molen draaien. De molen draaide dus enkel bij laagwaterstand.
Toen we een uitstap maakten vanuit Dinan naar de Vallée de la Rance kwamen we voorbij dit kleine plaatsje. Vlak voor de brug over de Rance stopten we op de parking en wandelden we langs de jachthaven du Lyvet. De Rance wordt hier tegengehouden door een sluis waardoor een groot meer ontstaat. Vanaf hier kan je een boottocht maken op de Rance met de Maltess. Vermits ze die dag onderhoud aan het uitvoeren waren draaide de brug verschillende keren waardoor het autoverkeer enkele malen stilviel. We zagen hier enkele vissershutten op palen, van op deze hutten kan met kruisnetten gevist worden.