De eerste maal dat we dit jaar Dinan bezochten was op onze eerste avond in Bretagne. We reden Dinan binnen langs de D795 over de grote viaduct. We sloegen rechts de Rue Waldeck Rousseau in en parkeerden in de eerste straat rechts, de Rue Victor Basch. Wij gingen te voet richting Place Saint-Sauveur. Hier staat het merkwaardige La Maison Pavie, een vakwerkhuis uit de 15e eeuw op stenen pijlers dat nu een Bed and Breakfast huisvest. Tegenover dit huis staat de basiliek Saint-Sauveur. Deze basiliek dateert uit de 12e eeuw, maar door verbouwingen in de 15e en 16e eeuw heeft het nu zowel romaanse als gotische kenmerken. Je gaat binnen langs een romaans portaal met gebeeldhouwde kapitelen en betreedt dan een donker interieur.
De rechterzijde van de basiliek is romaans terwijl de linkerzijde duidelijk gotisch is. De weinige gebrandschilderde ramen zijn de moeite om te bewonderen. Dit is geen typisch Bretoense kerk maar toch de moeite om te bezoeken.
Aan de achterzijde van de kerk ligt Le Jardin Anglais ( het vroegere kerkhof ) vanwaar je een uitzicht over de Rance hebt. Van hier gingen we naar de Rue de l’Horloge. Verder naar de Place de Merciers waar het mooie restaurant “Chez La Mère Pourcel” staat. Langs de Rue du Petit Pain gingen we naar Les Halles. Vermits het avond was waren de winkels gesloten.
Langs kleine straatjes en langs La Tour de l’Horloge gingen we terug naar de Place Saint-Sauveur. Op deze Place Saint-Sauveur ligt eveneens het leuke café Au Pub Saint-Sauveur, dat ook gebouwd werd in de 15e eeuw. Wij dronken hier een cider op het grote terras terwijl de zon geleidelijk onderging.
Enkele dagen later trokken we een ganse dag uit om de rest van Dinan te verkennen. We parkeerden nu op de grote parking aan het kasteel. Dit kasteel, dat door de inwoners “Le Château de la Duchesse Anne” genoemd wordt, maakt deel uit van de bijna 3 km lange middeleeuwse muren rond de stad. Het kasteel bestaat eigenlijk alleen maar uit een donjon die gebouwd werd in de 14e eeuw. Ernaast staan hoge bakstenen muren. Wij gingen binnen langs La Porte du Guichet, een 12 m hoge poort tussen twee torens. Dit was de enige toegangspoort tot Dinan die geen ophaalbrug had.
We lieten het kasteel, waar een heemkundig museum is ingericht, links liggen en gingen naar het iets verderop gelegen bureau voor toerisme. Schuin tegenover dit bureau ligt de Place Duguesclin. Hier was de wekelijkse markt bezig. We wandelden tussen de stalletjes met streekproducten. Na het marktbezoek sloegen we de Rue Saint-Claire in. Halverwege de straat ligt rechts de Impasse des Clarisses. Hier lag in de 15e eeuw een klooster, opgedragen aan Sainte-Cathérine. Tijdens de Revolutie werden de zusters verdreven en werden de gebouwen gebruikt als kazerne en later als gevangenis. We kwamen aan de Rue d’Horloge. We passeerden eerst een merkwaardig gebouw uit de 16e eeuw, het Hôtel Kératry. Dit huis stond oorspronkelijk in Lanvollon maar werd in 1935 door Dinan aangekocht en gerestaureerd toen Lanvollon het wilde afbreken.
We kwamen weer voorbij La Tour de L’Horloge. Deze 43 m hoge toren werd in de 15e eeuw gebouwd door de bourgeoisie om duidelijk te maken hoe belangrijk ze waren. De toren was hoger dan de kerktorens en de donjon. Boven was er een platform om de omgeving goed te kunnen observeren. Er werd ook een uurwerk en een klok in geïnstalleerd. Nu is dit belfort van Dinan één van de laatste in Bretagne. Op het kruispunt met de Rue de l’Apport staat een mooi vakwerkhuis. Deze straat is bijzonder omdat hier nog enkele huizen met een veranda uit de 17e eeuw staan. Deze bouwwijze werd later in die eeuw verboden omdat men de straten wou verbreden. Eveneens uit de 17e eeuw stammen de huizen met overstekende erkers met grote ramen. Nu wilden we Les Halles wel eens open zien. Dit gebouw uit de 13e eeuw bestaat uit een centrale gang met aan beide zijden winkels. Oorspronkelijk werden hier leder en linnen verhandeld, maar later ook granen en groenten. Via enkele kleine straatjes gingen we richting Eglise Saint-Malo aan de Grand Rue. Deze kerk uit de 17e eeuw is vrij sober maar mooi. Iets verder in deze straat ligt Le Couvent des Cordeliers, een voormalig klooster van Franciskanen (Cordeliers) uit de 14e eeuw. Hier is nu een college en het Couvent kan niet bezocht worden.
La Rue du Jerzual is de toeristische topper van Dinan. Deze prachtige, kronkelige kasseistraat loopt van het oude centrum naar de haven en bestaat al sinds de 12e eeuw. Tot in de 18e eeuw was de Rue du Jerzual met zijn vakwerkhuizen de belangrijkste straat van Dinan. Er zijn veel winkeltjes met handwerk. In deze straat kom je voorbij La Maison du Gouverneur, een gebouw uit de 15e eeuw dat vier verdiepingen heeft. Het gelijkvloers kan je bezichtigen, er zijn drie kamers met elk een schoorsteen en een waterafvoer. Het huis had al een elementair sanitair systeem, alle kamers zowel boven als beneden hadden een afvoer naar beneden vandaar dat men denkt dat in dit huis de kamers apart verhuurd werden. In de 12e eeuw werd de straat afgesloten met een poort, la porte du Jerzual. In de 14e eeuw werd er een toren van 15 m hoog bijgebouwd ter extra verdediging, de poort werd dan vervangen door een ophaalbrug. De Rue du Jerzual loopt over in de Rue du Petit-Fort, één van de oudste buurten van Dinan. Ook hier staan er vele houten vakwerkhuizen, enkele nog uit de 15e eeuw. Deze straat komt uit in de haven. Er ligt een boot waarmee je een rondvaart op de Rance kan maken. De talrijke restaurants met hun terrassen maken het hier heel gezellig.