Deze weg loopt tussen Elgå aan het Femundenmeer en de Zweedse grens. Wij vertrokken in Zweden aan de Sjöstugan bij het Grövelsjön meer en via Storsätern kwamen we aan de Noorse grens op deze weg 221. Net over de grens heet deze weg ook Valdalsfjellet. Het laatste deel van weg 221 heeft als naam Femundveien. De Valdalsfjellet loopt door een ruw landschap. De bodem is rotsachtig en er staan weinig bomen. De toppen van de bergen zijn kaal en zelfs in juni soms nog bedekt met sneeuw.
Na enkele kilometers zagen we een Sami-bouwwerk langs de weg staan. De Sami waren vroeger nomaden die hun rendieren volgden bij hun voedseltrek en ’s avonds hun tent opstelden om te overnachten. Enkel in de winter bleven ze enige tijd op dezelfde plaats samen met hun rendieren. Ze woonden dan in koepelvormige hutten die bedekt werden met aarde.
Het is zo’n hut met een typische houten deur die we hier zagen en het is ook niet toevallig dat die hier staat. Dit gebied is al lang het graasgebied van de rendieren van de Sami. Nu nog worden deze bergen door rendierhouders gebruikt. Dit ruw gebied ziet eruit als een wildernis maar is eigenlijk een cultureel landschap dat zeer lang gebruikt werd door de Sami. Tijdens wandelingen hier kan je nog sporen van vroeger Samileven tegenkomen. Enkele kilometers verder op de Valdalsfjellet zie je houten afrasteringen die gebruikt worden om de rendieren bij elkaar te drijven. Ook staat er nog een tweede Sami-bouwwerk maar kleiner en bijna bouwvallig. Deze kun je wel betreden om de bouwstructuur te bekijken.